Instituut voor Neerlandistiek
Instituut voor Neerlandistiek
Instituut voor Neerlandistiek
Oldenburg, niet ver van de grens met Nederland verwijderd, is de enige universiteit in de Duitse deelstaat Nedersaksen die Neerlandistiek als wetenschappelijke Bachelor-studierichting in huis heeft. Wie na de Bachelor in het vak wil doorstuderen, kan Nederlands als een van twee hoofdvakken kiezen voor de lerarenopleiding (Master of Education) voor de Duitse schooltypes Haupt- und Realschule, Berufsbildende Schule of Gymnasium. Gezien het structurele tekort aan leraren Nederlands in Duitsland zijn de arbeidsmarktperspectieven van onze afgestudeerden zeer rooskleurig. Ook is Oldenburg de enige universiteit in heel Duitsland die kan bogen op een eigen complete Master of Arts-opleiding in de vakgebieden Nederlandse taal- en letterkunde.
Als je met de studie begint, hoef je nog geen Nederlands te kunnen spreken. In de eerste twee jaar wordt je beheersing van het Nederlands op een hoog niveau gebracht. Dat gebeurt in de taalcursussen, die door moedertaalsprekers worden gegeven. Natuurlijk steek je in de studie ook van alles op over geschiedenis en actualiteiten (niet alleen van Nederland, maar ook van België, waar ook Nederlands wordt gesproken). Vanaf het begin van de studie gaat het ook om didactiek en overdrachtstechnieken. De belangrijkste wetenschappelijke vakken van de studie zijn de taal- en letterkunde. Voor deze beide disciplines is de Oldenburgse Neerlandistiek uitgerust met hoogleraren.
In het onderzoek van prof. dr. Ralf Grüttemeier ligt het accent op de literatuur van de eerste helft van de 20ste eeuw (avant-garde, modernisme, Neue Sachlichkeit/Nieuwe Zakelijkheid). Speciale aandacht is er voor het probleem van de intentionaliteit in de literatuur en de literatuurwetenschap, problemen van de literatuurgeschiedschrijving alsmede de relatie tussen literatuur en recht.
Prof.dr. Esther Ruigendijk concentreert zich in haar onderzoek op de vraag „hoe verwerven, verwerken en produceren wij mensen taal?“. Hierbij gaat het om taalvergelijkend en experimenteel onderzoek. Op de voorgrond staan Nederlands en Duits, maar regelmatig worden ook andere talen bekeken (bv. Hebreeuws, Engels, Russisch).